246

Het Christendom in de Romeinse tijd

(on)gelovige Romeinen

Kruisen en kapellen: als je goed kijkt, zie je ze in Zuid-Limburg overal. Dat danken we deels aan de Romeinen. Dankzij hen heeft het Christendom zich sinds het jaar 394 na Christus razendsnel verspreid. In dat jaar benoemde keizer Theodotius het Christendom tot staatsgodsdienst. Een grote stap in de geschiedenis van de religie.

In de eeuwen daarvoor waren de Romeinen het Christendom minder vriendelijk gezind. Toen de godsdienst ontstond, rond het jaar 100, waren de Romeinen de baas in Palestina, het geboorteland van Jezus. De Romeinse religie, die meerdere goden vereerde, was de staatsgodsdienst: iedereen moest haar beoefenen.

Dat was een probleem voor de vele Joden in het oosten van het Rijk. Zij mochten van hun geloof alleen God vereren, net als de Christenen, van wie er steeds meer waren. De Romeinen gaven hen de schuld van alle rampen die het Romeinse Rijk troffen en vervolgden hen, tot keizer Trajanus dat in de tweede eeuw verbood.

Toch bleven de Romeinen de Joden en Christenen zien als een gevaar voor de samenleving. Het Christendom bleef verboden. Dat veranderde pas toen keizer Constantijn in 312 een oorlog won nadat hij had gebeden tot de God van de Christenen. Toen ruim tachtig jaar later het Christendom tot staatsgodsdienst werd uitgeroepen, veranderde het van een verboden religie in de enige toegestane religie. 

 

onderdeel van route