Plein verwijst straks naar aquaduct van Coriovallum
Auteur: Harry Lindelauf
Fotografie: Het Romeins Museum, RCE en RMO
Het vernieuwde Raadhuisplein in Heerlen krijgt een watergoot die verwijst naar het aquaduct van Coriovallum. De Romeinen legden vanaf de bovenloop van de Caumerbeek een watertoevoer aan naar de thermen. Verrassend: de stad blijft tot eind 19de eeuw water van de Caumerbeek aanvoeren.
Coriovallum (Heerlen) ontstaat rond de jaartelling waar de Via Belgica en de Via Traiana elkaar kruisen. Militair gezien een belangrijke plek en al gauw groeit er een dorp met handel en handwerkers. In het jaar 63 vinden de Romeinen het tijd voor een badhuis.
De strategische ligging van Coriovallum heeft een stevig nadeel: water moet vanaf een diepte van 3,5 tot 10 meter uit putten worden gehaald. Aan de oostkant, respectievelijk westkant, liggen weliswaar de Caumerbeek en de Geleenbeek maar helaas, de beken liggen flink lager dan de bebouwing.
Foto: het badhuis werd rond het jaar 96 flink uitgebreid
Kanaal met houten planken
De Romeinen bedenken een oplossing: op twee kilometer afstand vinden ze de bronnen van de Caumerbeek en die liggen 15 meter hoger. Dat biedt genoeg natuurlijk verval om het water naar het badhuis, de woningen en de bedrijven, zoals de vele pottenbakkerijen, te brengen. Dus bouwen de Romeinen een aquaduct van twee kilometer lang. Dat zal niet de gemetselde serie bogen zijn die als klassiek voorbeeld bekend zijn. Hoe het aquaduct alias waterloop er wel uitzag, is helaas niet bekend. Waarschijnlijk was het een kanaal bekleed met houten planken.
Foto: een lokale vondst – aardewerken buizen die in elkaar passen. Mogelijk gebruikt voor de afvoer van regenwater.
De Caumerbeek maakt Coriovallum mogelijk
Tegenwoordig produceren de bronnen van de Caumerbeek tussen de 18.000 en de 68.000 liter water per uur. Als dat in de Romeinse tijd ook zo was, was er genoeg water om te verdelen tussen Coriovallum en de oorspronkelijke loop van de Caumerbeek.
De aftakking gebeurt door een verzamelbekken te bouwen met een sluis. Van daaruit loopt het aquaduct naar de zuidoostgevel van het badhuis. Het is goed mogelijk dat het aquaduct twee takken had: een oostelijke naar het dorp en de pottenbakkerijen en een westelijke naar het badhuis. Opmerkelijk: naast het badhuis zijn resten gevonden die wijzen op leerlooierijen. En dat zijn net als het badhuis notoire waterslurpers.
foto: na de Romeinse tijd zijn twee waterlopen in gebruik: vanaf de bronnen (rechts boven) langs de Akerstraat richting Pancratiusplein (midden van de kaart) en een tweede via de Vlotstraat (ja, vandaar de straatnaam) richting de huidige Kruisstraat. Herkenbaar aan de rode accentlijn.
Het waterverbruik is enorm
In het badhuis wordt het water opgevangen in een reservoir en binnen het badhuis verdeeld naar de baden, wasbakken, drink- en sierfonteinen en de grote warmwaterketel. Ook hier maken de Romeinen voor het watertransport slim gebruik van het hoogteverschil tussen de zuid- en de noordgevel.
Het waterverbruik van het 500 vierkante meter grote badhuis is enorm. Geschat wordt dat de binnenbaden ieder circa 5.000 liter water bevatten en het buitenbad 58.000 liter. Al deze baden zullen tijdens het gebruik van het badhuis doorlopend van schoon water zijn voorzien.
Van het aquaduct is zoals gezegd niets terug gevonden.
foto: artist impression van het warm waterbad in het badhuis
Afvoer naar Geleenbeek
Wat wel terug is gevonden: de waterafvoer van het badhuis. De goot, gemetseld van natuursteen en kalkmortel, is in het huidige museum open maar in de Romeinse tijd afgedekt met stenen platen. De goot gaat vanuit het badhuis richting zuiden en draait dan naar het westen de huidige Coriovallumstraat in. De goot loost enkele honderden meters verder in de Geleenbeek, bij het punt waar de Via Belgica vanuit Maastricht Heerlen bereikt. Bij de vervanging van de bestrating in de Coriovallumstraat is enkele jaren geleden centraal in het nieuwe wegdek een regengoot geplaatst die herinnert aan de afvoer van het badhuis.
foto: een stuk van een loden afvoerpijp met een flens, gevonden op het terrein van het badhuis
Romeinen vertrekken, waterloop blijft
Na het vertrek van de Romeinen en het einde van het badhuis blijven de bewoners water gebruiken vanuit een sluis in de Caumerbeek. Zonder water geen leven en dat krijgt nog een betekenis: na de bouw van het landsfort op de plek van de huidige Pancratiuskerk, wordt het water van de Caumerbeek-aftakking gebruikt voor het vullen van de grachten rond het fort.
De Romeinen wijzen de weg, de latere bewoners volgen die graag. De waterloop heet nu ‘de Vlotten’ en die blijven tot eind 19de eeuw in gebruik. Uit kaarten blijkt dat er twee waterlopen zijn gegraven: een langs de Akerstraat richting Pancratiusplein en een tweede via de Vlotstraat (ja, vandaar de straatnaam) richting de huidige Kruisstraat.
Uit notulen van een vergadering van de gemeenteraad in 1819 blijkt dat de Caumerbeek niet al zijn water aan de stad levert: de oorspronkelijke bedding met zijn watermolens krijgt door de week water, de waterlopen naar de stad hebben water in het weekeinde. Met de komst van een waterleiding in de stad vervalt de noodzaak van het Caumerbeekwater en verdwijnen De Vlotten.
foto: plattegrond uit 1825 van de plek van het landsfort met de overgebleven grachten
In de serie artikelen over aquaducten langs de Via Belgica verschenen eerder Keulen en Tongeren.
Tijdpad Coriovallum
± 20 v Chr. tot 100 Aanleg Via Belgica.
Jaar 0 – 50 Aanleg Via Traiana.
Jaar 0 – 100 Bouw houten huizen en militaire verblijven.
Jaar 65 – 73 Bouw eerste badhuis 560 m2.
Jaar 100 – 200 Bouw stenen huizen.
± Jaar 98 Uitbreiding badhuis naar 2.500 m2.
Jaar 250 – 300 Aanleg verdedigingsgracht en muur rond badhuis,
interne verbouwing.
± jaar 476 Einde Romeins gezag en gebruik badhuis.
‘Het vlietend water genaamd Vlot, hetgeen afloopt op zeekere tijden uit de Caumerbaak, te Caumer van al daar staande Erk tot in de poelen en Waterleidingen in het Dorp van Heerlen, zal, zoals van ouds gebruikelijk is, geduurende het geheelen jaar en voor zo veel het vriezen in den Winter den loop niet hinderd, alle weeken van des Zaturdags Klokke middag tot des Zondags Klokke middag loopen, waartoe door het Bestuur alle Zaturdagen om elf uren des morgens de gemelde Erk zal worden toegesloten en des Zondags opgetrokken worden.’—