Frontinus bezorgde Keulen 20 mln liter Eifelwater per dag.

Auteur: Harry Lindelauf
Fotografie: Wikimedia

De Romeinen bouwden niet alleen in Rome hun beroemde aquaducten. Het is misschien een verrassing maar langs de Via Belgica tussen Keulen en Tongeren vind je volop aquaducten: in Keulen, Aken, Heerlen, Voerendaal en Tongeren. Wij vertellen je hoe het zit. Vandaag Keulen.

Frontinus bezorgde Keulen 20 mln liter Eifelwater per dag.

De koerier uit Rome arriveert met een brief van de keizer. Die wil af van het geklaag over het gebrek aan water in Keulen. Of je dat voor hem wil oplossen, ook als dat betekent dat een aquaduct van 95 kilometer nodig is. En oh ja, of het een beetje snel kan, een keizer heeft vrienden nodig, geen zeurkousen.

Sextus Julius Frontinus is de man in Keulen die de brief moet aannemen want hij is de bevelhebber van het garnizoen in ‘Colonia Claudia Ara Agrippinensium’ aan het begin/eind van de Via Belgica. Hij is er ook stadhouder en wat goed van pas komt: hij is ingenieur.

Water uit de Rijn? Niet schoon genoeg

Nou had Romeins Keulen al rond het jaar 30 een eerste aquaduct gebouwd. De stad lag direct aan de Rijn maar dat water vonden de Romeinen niet schoon genoeg. Ze wilden zeker zijn van veilig water, vandaar dat ze buiten de stad vijf bronnen in het zuidwesten gebruikten. Maar Keulen groeide zo sterk dat meer water nodig was. Dus startte Frontinus, onze man met de brief uit Rome, rond het jaar 80 met zijn ‘uitdaging’.

De aanpak dankzij de ‘skills’ van Sextus

Stap 1. Frontinus laat zoeken naar geschikte bronnen die veel en schoon/veilig drinkwater konden produceren en die hoger lagen dan de stad.

Stap 2. De landmeters en ingenieurs bestudeerden heel nauwkeurig het landschap, bepaalden en markeerden het tracé met de minste obstakels en de mogelijkheid voor een zeer geleidelijk afschot.

Stap 3. Het totale bouwwerk werd in delen van ruim 4 kilometer gelijktijdig gebouwd.

Stap 4. Frontinus vorderde bij de legioenen in Keulen en Bonn de landmeters en ingenieurs en duizenden mannen voor de bouw. Dat gold ook voor karren, ossen en materiaal zoals bakstenen, natuursteen en cement.

Stap 5. Direct naast het tracé werd een weg aangelegd voor de aanvoer van bouwvakkers en materialen. Later werd de weg gebruikt door de Romeinen die het onderhoud van het aquaduct verzorgden.

Stap 6. Synchroon met de start van de bouw van de aquaductdelen werd in de stad begonnen met de aanleg van gemetselde kanalen en loden waterleidingen.

Maastricht-Den Bosch

Voor de ingenieurs en landmeters eindigde de speurtocht naar voldoende bronwater op maar liefst 95 kilometer van Keulen (ruwweg de afstand Maastricht-Den Bosch). Ze kwamen uit in het dal van de Urft bij Nettersheim. Daar vonden ze in het hart van de Eifel bronwater, rijk aan mineralen en vooral rijk aan kalk. En daar startte het Romeinse aquaduct dat met zijn 95,4 kilometer het langste ten noorden van de Alpen is.

Toen de bouw klaar was, stroomde er per dag 20 miljoen liter kostbaar schoon water naar Keulen. De uitdaging was met succes aangegaan. En een uitdaging was het. Bijna 2.000 jaar later kan er alleen maar met veel bewondering en een beetje verbijstering naar worden gekeken dat Frontinus de klus klaarde met de beperkte hulpmiddelen van die tijd.

2.500 legionairs, 16 maanden lang

In Duitsland is uitgerekend wat er bij kwam kijken voordat Frontinus een briefje naar de keizer kon sturen: voor elke strekkende meter aquaduct moesten de Romeinen 3 tot 4 kuub grond verzetten, werd 1,5 kuub muur gemetseld en ruim 2 m2 meter metselwerk gestuct. Het Duitse rekenwerk toont dat zo’n 2.500 legionairs gedurende 16 maanden hun handen vol hadden aan de klus. Dan is het zeer nauwkeurige landmeetwerk in de voorbereiding nog niet meegeteld. Dat meetwerk was zo nauwkeurig dat het afschot van de waterleiding 1 meter per 1.000 meter was. Zo lukte het om het aquaduct op een hoogte van 10 meter in Keulen te laten arriveren, 80 meter lager dan de bronnen bij Nettersheim.

Hoe zag het aquaduct er uit?

Vergeet het klassieke beeld van metershoge bouwwerken met bogen zoals de Pont du Gard in Nîmes. Het Keulse aquaduct was een gemetseld kanaal van 70 centimeter breed en 100 centimeter hoog. Het grootste deel van het aquaduct lag tot 1 meter diep -vorstveilig – in de grond. Het kanaal van waterdicht beton rustte op een fundering van stenen. Verontreiniging werd voorkomen doordat het kanaal was afgesloten met een boogvormig dak, gemetseld met natuursteen. Het aquaduct was voorzien van mangaten voor onderhoudswerk. Op een aantal plekken waren bezinkbassins gebouwd om het water zo schoon mogelijk in de stad af te leveren.

Bouwmateriaal van de bovenste plank

Het aquaduct kon worden gebouwd dankzij de Romeinse vinding die wij nu beton noemen. Destijds werd gebluste of ongebluste kalk gemengd met zand, kleine stenen of gemalen dakpannen, vulkanische as en water. Het beton werd, zoals nu, gestort in bekistingen, de afdrukken van de planken zijn nog te zien.

De Romeinen hadden in de Eifel grotere en kleine brug-constructies (met beton) nodig om dalen te passeren. De grootste constructie was de gemetselde brug over het dal van de Swist tussen Rheinbach en Lüftelberg: 1.400 meter lang met bijna 300 bogen. Bij Euskirchen lag een brug van 500 meter. Daarnaast waren er nog een aantal kleinere bouwwerken nodig.

Van beton en natuursteen naar lood

In de stad eindigde het aquaduct in een reservoir. Dat was op hoogte aangelegd zodat de zwaartekracht zorgde voor de verspreiding in de stad. De Romeinen gebruikten in de stad loden leidingen voor en kranen van brons. Het Eifel-water was zo kalkrijk dat afzettingen in de leidingen de waterdrinkers kon beschermen tegen het giftige lood. De afzetting van kalk en mineralen In het aquaduct werd gebruikt als een soort marmer waarvan onder meer pilaren zijn gemaakt.

Lees ook

Euregio omarmt initiatief Simpelveld voor Romeins park

Via Belgica in de aandacht op symposium